Het is heel normaal dat een CGM (Continuous Glucose Monitor) andere waarden laat zien dan een gewone bloedsuikermeter. Het verschil zit in waar de glucose in het lichaam wordt gemeten.
CGM: meet glucose in de weefselvloeistof (interstitiële vloeistof) onder de huid.
Bloedsuikermeter: meet glucose rechtstreeks in het bloed uit de vinger.
Omdat het glucosegehalte in de weefselvloeistof ongeveer 10–20 minuten achterloopt op dat in het bloed, kunnen de waarden verschillen – vooral wanneer de bloedsuikerspiegel snel verandert, bijvoorbeeld:
na een maaltijd,
tijdens lichamelijke activiteit,
of na insuline-inname.
Dit betekent dat de CGM niet altijd exact dezelfde waarde weergeeft als een bloedtest, maar het geeft waardevolle informatie over de trend en richting – of je glucose stijgt, stabiel blijft of daalt.
Met andere woorden: een bloedsuikermeter toont een momentopname, terwijl een CGM een voortdurende verandering in de tijd laat zien.
Waarom toont CGM soms lage waarden?
Het komt vrij vaak voor dat een CGM tijdelijk lage waarden aangeeft, vooral ’s nachts of in rust. Dat betekent niet altijd dat je bloedsuiker daadwerkelijk zo laag is. Omdat de CGM meet in de weefselvloeistof, kan de sensor soms vertraagde of tijdelijke schommelingen oppikken die niet in het bloed zichtbaar zijn.
Druk op de sensor (bijvoorbeeld als je erop ligt tijdens het slapen) kan ook vals lage waarden veroorzaken.
Als je herhaaldelijk lage waarden krijgt die niet overeenkomen met hoe je je voelt, kun je altijd controleren met een gewone bloedsuikermeter.
