Bloedglucose komt niet altijd overeen met door de sensor gemeten glucose.
Bloedglucosemetingen met vingerprikken en door de sensor gemeten glucose zullen niet altijd gelijk zijn, en zullen zelfs waarschijnlijk verschillen. Dat komt doordat de sensor glucose meet in het interstitiële vocht (ISV), een dun laagje vocht rond de cellen van de weefsels onder de huid, niet in het bloed. De glucosewaarden in het ISV lopen 5 tot 10 minuten achter op veranderingen in de bloedglucose. Glucosemetingen op basis van ISV blijken een betrouwbare weergave van de glucosespiegel te zijn.
Traditionele bloedglucosemonitoring geeft de gebruiker glucosemetingen op bepaalde tijdstippen. Gebruikers krijgen geen informatie over hoe hun glucosespiegels zijn veranderd en ook niet over de richting waarin hun glucosespiegel zich beweegt. Zonder dergelijke informatie kunnen significante glucoseschommelingen – de pieken en dalen – gemakkelijk gemist worden. Een continue of flash systeem (CGM of FGM) is een nieuwe manier om glucosemetingen te doen. De gebruiker kan hiermee een actuele glucosemeting verkrijgen door enkel met de reader boven de sensor te scannen. Bovendien biedt het een compleet beeld van variaties van de glucoseconcentratie.